Anneke leest het verhaal van Jaïrus en zijn dochter en zet daarbij haar verbeelding aan het werk. Wat zal de ontmoeting met Jezus voor deze man betekend hebben?
Een meditatie bij Lucas 8, 40-56.
Als overste van de synagoge in Galilea heb ik altijd nauwgezet toegezien op het naleven van de wet. Zo heb ik eens een vrouw hier uit het dorp de synagoge uitgejaagd, omdat zij aan vloeiingen leed. Die vrouw was immers onrein, en onze heilige boeken verbieden alle contact met zo iemand.
Ik kreeg zelfs niet eens een zoon
Als ik daar nu over nadenk, stijgt het schaamrood me nog naar de wangen, hoewel ze me allang vergeven heeft …
Mijn vrouw en ik kregen één kind, een dochter. Het was een tegenvaller dat de Almachtige ons geen groot gezin schonk. Ik kreeg zelfs niet eens een zoon. Had ik, of misschien mijn vrouw, toch iets verkeerd gedaan? Hadden wij wel alle regels goed onderhouden?
Nu het bij één kind bleef, moest die perfect zijn. Al heel vroeg begon ik haar te onderwijzen in de Schrift en zo klein als ze was nam ik haar mee naar discussies met wetsgeleerden. Ze begreep er niets van. Terugkijkend zie ik hoe verkeerd dat was. In plaats van haar een onbekommerde kindertijd te gunnen, moest zij elke dag moeilijke teksten uit haar hoofd leren.
Uren achtereen staarde zij met een sombere blik voor zich uit
Op de drempel naar de volwassenheid – zij was twaalf jaar – zag ik hoe zij meer en meer wegkwijnde. Ze at en sliep niet meer, ze praatte zelfs niet meer. Uren achtereen staarde zij met een sombere blik voor zich uit. Mijn vrouw en ik konden niet meer tot haar doordringen.
Tenslotte kwam ze niet meer uit bed. We wisten ons geen raad.
In het dorp werden we compleet genegeerd. Nu waren we zelf onrein. Waar hadden we dat aan verdiend? Het voelde heel eenzaam.
Op een dag, verscheen een vrouw aan de deur. Ik herkende haar als de vrouw die ik ooit had weggejaagd. Ik was verbaasd, maar bracht het niet op haar opnieuw weg te jagen. Zij luisterde naar ons en hoorde onze angst en verdriet aan. Hoe weldadig was dat. Lange tijd zat ze naast het bed van onze dochter. Ze vertelde hoe ze het gewaagd had Jezus’ mantel aan te raken, en toen genezen was van haar vloeiingen. Hoe Jezus tijd en aandacht voor haar had gehad, waar zij twaalf jaar in isolatie had geleefd. En hoe goed haar dat had gedaan. Dat zij daarom besloten had ons te bezoeken en te helpen. Omdat zij wist hoe het voelde om uitgestoten te zijn.
We hadden een lang gesprek. Ik zag hoe gelukkig die vrouw was. Kwam dat door Jezus? Ik had hem natuurlijk horen preken in de synagoge. Onderling hadden we het in onze bijeenkomsten vaak over hem gehad. De meeste van mijn collega’s hadden veel kritiek op hem. Hij zei dat hij de Messias was, en dat de Allerhoogste zijn vader was. Dat was natuurlijk onmogelijk!
Aan de andere kant … Ik zag ook hoe hij met mensen omging. En hoe gelukkig die mensen er uitzagen na een ontmoeting met hem. Zoals nu weer die vrouw. Hoe graag wilde ik mijn dochter ook zo gelukkig zien.
Ik besloot tenslotte Jezus op te zoeken en hem te vragen bij ons te komen.
Hij hoorde mij aan en ging gelijk mee. Geen enkele beschuldiging of oordeel over wat we allemaal verkeerd gedaan zouden hebben. Uitgebreid nam hij de tijd voor onze dochter en voor ons. Hij luisterde naar onze pijn en onze angst. “Mijn vader”, zei hij, “wil dat je gelukkig bent, jij en je ouders. Mijn vader stelt geen eisen. Hij vindt je goed zoals je bent. Je bent zijn geliefd kind.”
Ik zag de kleur terugkeren op de wangen van mijn kind
Hij keek mij aan en moet de verwarring in mijn ogen gezien hebben. Geen eisen? Zijn geliefd kind? “Wees niet bang, heb vertrouwen”, vervolgde hij. Zijn woorden voelden als verzachtende zalf, ze verwarmden en maakten mij lichter. Alsof hij mijn angst en mijn zorgen overnam. Ik zag de kleur terugkeren op de wangen van mijn kind. Hij nam haar bij de hand. “Sta maar op, en leidt het leven dat voor jou bedoeld is, een blij en gelukkig leven.”
Afbeelding: Opwekking van de dochter van Jaïrus, door Vasili Polenov.