Jos Moons antwoordt wie hem beklaagt of juist prijst om zijn keuze voor een celibatair leven. Hij hoopt dat de ander met hem durft te staren in de leegte.
“God zet geen kopjes thee”, roep ik meestal, als ik bevraagd word over het celibaat. Het beeld werkt goed om uit te leggen dat er in het celibaat iets ontbreekt. Er is een leegte.
Meestal houdt het gesprek daar op. Kritische geesten zien hun vooroordelen bevestigd, want die leegte maar weer eens duidelijk dat het celibaat moeilijk en onmenselijk is. Men ontneemt priesters de diepte van menselijke liefde. Terwijl het niet hoeft. Toont de Oosters-orthodoxe kerk immers niet dat huwelijk en wijding elkaar niet uitsluiten?
Ik gruwel van de gedachte dat ik, zoals men dan zegt, “met God getrouwd ben”
Ook vrome geesten zijn gerust. Ook zij zien het celibaat als moeilijk, maar dat maakt het juist indrukwekkend. Precies dit offer omwille van het rijk der hemelen maakt de religieus of priester heilig. Zoals Paulus VI in de encycliek Sacerdotalis Caelibatus (1967) uitlegt: het celibaat is een zware verplichting die iemand vraagt veel ongemakken geduldig te dragen, maar die ook een intensere deelname betekenen aan Christus’ eigen levenslot. Kortom, de celibatair verdient bewondering.
Vaak mompel ik dan nog wat, niet al te zeker hoe ik nu moet reageren. Want moet ik de kerkelijke positie verdedigen, en daarmee mijn eigen leven? Dat het eigenlijk best meevalt? Of zelfs dat ik – gelooft u me alstublieft – gelukkig ben? En andersom, als men het celibaat juist bewondert, moet ik dan zeggen dat ik gruwel van de gedachte dat ik, zoals men dan zegt, “een soortement van met God getrouwd ben”? En uitleggen dat het beeld van God die geen kopjes thee zet precies daarover ging, en dat God een nogal andersoortige gesprekspartner is? En dat ik dus zeker niet met God getrouwd ben?
Meestal mondt mijn mompelen uit in zwijgen, hopend op een gesprekspartners met meer begrip. Dan hoop ik op mensen die het celibaat om zijn leegte niet meteen diskwalificeren. En anderzijds op mensen die de leegte van het celibaat niet meteen volproppen met het Rijk Gods, met trouwen met God, en andere diepzinnigheden, opdat de leegte hen maar niet als een zwart gat aan zou staren. Eigenlijk hoop ik gewoon op een gesprekspartner die de leegte laat bestaan.
Voor mij is Henri Nouwen zo’n gesprekspartner, met name in zijn voordracht ‘Het celibaat en de heilige leegte’ (opgenomen in zijn boek Clown in Rome). Alleen de titel al: eindelijk iemand die het over leegte heeft. Nouwen vergelijkt het celibaat met de lege plekken in de stad: kerken, parken, vijvers… Die lijken nutteloos, maar geven in feite lucht aan de stad. Want als de leegte mag spreken blijkt dat er heilig gesproken wordt. De leegte wordt door Nouwen dus niet volgepropt of weggeduwd, maar heeft toch niet het laatste woord. De leegte opent een mysterie: ‘heilige leegte’.
Leegte die toch leven wordt
Zo is voor mij het celibaat. God zet geen kopjes thee. Maar in de diepte van de dingen laat God subtiel merken dat Hij graag bij mij te gast is. Juist ook in de leegte. Leegte die toch leven wordt. Een soort Pasen.