Je leert je kinderen fietsen en met mes en vork eten – maar waarom vinden veel ouders het zo lastig om hun kinderen te leren geloven?
Fien (twee maanden oud) is gaan slapen met de mogelijke wetenschap dat ze de volgende dag op bezoek gaat bij haar (oud)oom, die priester is. Haar ouders, die niet godsdienstig zijn, nemen ineens een nieuwe houding waar, zoals dat telkens gebeurt bij jonge kinderen. Ze zien haar als ware zij in gebed verzonken. De foto wordt al snel aan haar (heer)oom doorgestuurd: dat moet vast met het komende bezoek te maken hebben.
Wat ervan zij: het raakt aan de vraag wanneer je kunt beginnen met kinderen over godsdienst te spreken. Veel ouders van nu zeggen: daar mogen ze zelf voor kiezen als ze daar aan toe zijn. Dat zeiden me ook de ouders van Mira (8), die uitdrukkelijk liet weten de eerste communie te willen doen, maar nog niet gedoopt was. En dat moet wel: je moet gedoopt zijn en daardoor lid geworden van de katholieke kerk om de sacramenten (met uiterlijke tekenen) van die kerk te kunnen ontvangen. Je moet ingeleid zijn in de eigen manieren van doen en spreken van de kerk waar je lid van bent eer je er deel aan kunt nemen.
Elke mens moet zijn of haar leven zin en richting geven – elke ouder gaat het kind daarin voor
Dilemma: ouders wordt gevraagd iets bij te brengen wat zij zelf niet beheersen. Mira gaat een pad op dat haar ouders niet kennen. Zij zijn de enigen niet: talloze ouders, of zij kerkelijk zijn of niet (meer), vinden het een moeilijke opgave hun kinderen voor te gaan in de beleving van religie. “Ik heb er niets mee”, of “Het spreekt mij niet aan” zijn vaak standaardzinnen als hen gevraagd wordt waarom ze dat niet doen. Ze leren hun kinderen hoe je naar de wc gaat, hoe je moet fietsen, hoe je netjes aan tafel zit enzovoort, maar hoe je godsdienstig zou moeten zijn – het blijft een vraag waar de kinderen vaak zelf het antwoord op moeten zoeken. Dat kunnen ze zich dan ineens wel zelf leren?
Dat voert bijna meteen tot de vaststelling, dat veel ouders in verlegenheid zijn als het hierover gaat. Ze verbieden hun kinderen niet voor de beleving van godsdienst te kiezen, maar ze zijn onthand als hun kinderen daarover met hen willen spreken. En ze delen dat lot met vele generatiegenoten; het is een gemakkelijk onderwerp als je je kinderen staat op te wachten aan de schoolpoort. “Laten jullie je kinderen de communie doen?” Sommige ouders antwoorden met ‘ja’ met de toevoeging “Dat hoort erbij.” Maar waarom ‘dat’ er dan bij hoort, en waarbij dan – ze kunnen het niet zeggen. Ze ervaren het als een wezenlijk deel van – ja, dat denk ik toch – hun identiteit, maar zijn de vaardigheid kwijtgeraakt om daar zelf iets over te zeggen, uit te wisselen, te denken of uit te leggen.
Het kind heeft vaak helemaal geen moeite met de bijbelse verhalen, integendeel, het vindt ze prachtig.
Ik pleit steeds voor een open houding als het om godsdienst gaat, los van het oordeel dat je erover kunt hebben, al dan niet gegrond. Het kind heeft vaak helemaal geen moeite met de bijbelse verhalen, integendeel, het vindt ze prachtig. Ze kunnen de concurrentie aan met veel van wat de kinderen van nu aangeboden krijgen. Concrete vormen van godsdienst spreken hen aan, ze vinden ze geheimzinnig of gewoon interessant. Zie toch zelf hoe gefascineerd kinderen kunnen opgaan in het kerstverhaal, dat nog altijd op talloze plekken uitgebeeld wordt en voor kinderen volledig invoelbaar blijft. Kerken waar kerstvieringen zijn met kinderen puilen altijd uit.
We raken aan een fundament van ons bestaan. Elke mens moet zijn of haar leven zin en richting geven – elke ouder gaat het kind daarin voor. We moeten op gelegen of ongelegen momenten allemaal beslissingen nemen en elkaar op weg zetten of houden in de goede richting. Als ouders en kinderen er eenmaal open voor staan en zich gaan verdiepen in de geloofsschatten, is het telkens alsof er een oude schatkist opengaat met de pracht waar veel sprookjes op zinspelen. Waarom zouden we ons die onthouden? We zullen het Fien vragen als ze daar aan toe is.