Theologische redenen om priesters het celibaat op te leggen kent Guido Dierickx niet. Door zijn sociologische bril ziet hij wel argumenten die voor een priestercelibaat pleiten.
De discussie over het (verplichte) priestercelibaat heeft, althans ten onzent, opnieuw een hoogtepunt bereikt. Is er een theologische reden om aan priesters het celibaat op te leggen? Als er zulke reden bestaat, heb ik die nog niet kunnen ontdekken. Maar ik ben dan ook geen professionele theoloog. In afwachting zijn er deugdelijke sociologische redenen aan te halen om het celibaat van de priesters zo niet verplicht te stellen, dan toch aan te bevelen.
In Engelse klassieke romans worden met grote regelmaat Anglicaanse priesters met echtgenote en kinderen ten tonele gevoerd. Bijna altijd blijken die sterk geworteld in de lokale kerkgemeenschap. Zij hebben zich moeten wagen in het gewoel van de huwelijksmarkt, dikwijls met nogal wat succes. Met de hulp van hun echtgenote konden ze zich een uitgebreid lokaal netwerk van kennissen en vrienden verwerven. Daarbij werden ze later bijgestaan door hun kinderen die vriendjes werden van andere kinderen in de buurt. (Op te merken is dat zij de neiging kunnen hebben om bezittingen aan de kerk te onttrekken en als erfenis aan hun kinderen achter te laten: een gewoonte die de invoering van het verplichte priestercelibaat in de hoge middeleeuwen wilde tegengaan.) Kortom, deze priesters zijn goed geïntegreerd in hun lokale gemeenschap en hebben allicht minder dan celibataire priesters te lijden onder eenzaamheid en wereldvreemdheid.
Ze functioneren meer als priester dan als profeet
Maar juist in die lokale integratie schuilt een risico. Zulke priesters kunnen moeilijker naar elders verplaatst worden waar zij beter zouden ingezet worden. Zij zouden dan moeten verhuizen met vrouw en kinderen. Zulke priesters kunnen moeilijker afstand nemen van de zeden en gebruiken van hun lokale gemeenschap en kunnen moeilijker een kritische stem verheffen. Want zo zouden ze niet enkel hun eigen positie in het gedrang brengen maar ook die van hun gezinsleden. Ze worden dan ook dikwijls voorgesteld als vertegenwoordigers van de conventionele (burgerlijke) waarden. Om terug te grijpen naar het klassieke onderscheid: ze functioneren meer als priester dan als profeet.
Het is waar dat ook katholieke (en celibataire) parochiepriesters dikwijls diep ingeworteld zijn in de lokale gemeenschap. Gemeenschapsvorming behoort trouwens tot hun opdracht. Zij worden geacht na enige tijd jan en alleman met naam en toenaam te kennen. Maar hun verbondenheid met hun gemeenschap is aan meer voorwaarden onderworpen. Zij kunnen door hun bisschop om diverse redenen verplaatst worden naar een andere gemeenschap en daarop zijn ze voorbereid. Het is te begrijpen dat ook om deze reden het kerkelijk gezag een voorkeur heeft gehad voor celibataire priesters.
Overigens meende men dat die celibataire priesters het zich meer kunnen veroorloven zo nodig profetisch op te treden en hun gehoor de vierkante waarheid te vertellen. Dat deden zij niet altijd met de nodige wijsheid. De herinnering aan de pastoor en zijn donderpreken blijft in het geheugen van vele oudere parochianen gegrift.
Onze parochiepriesters ondervonden bijgevolg, meer dan hun gehuwde collega’s in andere kerkgemeenschappen, de spanning tussen hun functie van priester en die van profeet. Om aan die spanning enigszins te ontkomen deden zij dikwijls een beroep op het gastoptreden van priesters die van elders kwamen, onder meer van paters van kloosterordes en – congregaties, om tijdens een speciale missieweek aan de biecht te horen van de parochianen en om hun waarheden voor te houden waarop zij zelf niet uitvoerig wilden ingaan. Die paters konden zich dat wel veroorloven: zij kwamen en zij gingen terwijl de pastoor bleef.
Zij beginnen meer te lijken op de niet-celibataire priesters
In onze tijd zijn ook celibataire priesters tot meer voorzichtigheid in hun spreken gedwongen. Doorgaans is dat een goede zaak. Dreigen met de straffen van de hel, kritiek op het cosmeticagebruik van vrouwelijke kerkgangers, dat brengt weinig bij aan de Goede Boodschap van Jezus Christus. Bovendien blijkt dat de jongere gelovigen erg gevoelig zijn geworden voor een discours dat tegen centrale elementen van hun jeugdcultuur ingaat. Bijgevolg moeten onze (parochie-)priesters zich voorzichtiger opstellen dan vroeger en beginnen zij meer te lijken op de niet-celibataire priesters in, bijvoorbeeld, de Anglicaanse kerkgemeenschap. Dat verzwakt het hier voorgestelde sociologische argument ten gunste van het celibaat van onze priesters. Maar wellicht zijn er nog andere sociologische argumenten pro en contra waarvoor in deze discussie nog te weinig aandacht is.