Het is al jaren een dierbare gewoonte. Op zondag rijden we naar de Brug in Lier voor de wekelijkse viering. De kapel is verbonden aan de Bruggemeenschap. Kloosterzusters en leken leven er samen en bieden er o.a. noodopvang.
Sofie en haar twee pleegzoontjes zijn er kind aan huis. De jongste – ik noem hem Lucio – is gek op verkleedpartijtjes. Zo zien we geregeld tijdens een liturgische dienst van achter het koor een bijzondere verschijning opdagen. Voorbije zondag was het de kok Lucio: blauwwit geruite broek, witte schort met dubbele rij knopen én een witte koksmuts. We kregen ooit ook al het gezelschap van een oosterse prins, een cowboy met kolossale hoed en revolver, een kerstman in mei en een roetpiet tijdens de veertigdagentijd. Lucio maakt geruisloos zijn entree, zoekt een bekend gezicht om zich dan op een schoot of tegen een been te nestelen.
Ik word er instant blij van
Niet iedereen vindt zijn optreden even passend, maar ik ben er in de loop van de tijd van gaan houden. Ik word er instant blij van en ben keer op keer verrast door zijn – niet bedachte, niet gewilde – inbraak in mijn verwachtingen.
Lucio brengt me moeiteloos bij een indringende scene uit De Gebroeders Karamasov van Dostojevski . Eén van de personages vertelt hoe in het Sevilla van de zestiende eeuw Christus nog eenmaal op aarde terugkeert. De lokale kerkelijke gezagsdrager laat hem meteen arresteren. Deze Grootinquisiteur probeert Christus duidelijk te maken dat de kerk zijn missie heeft overgenomen en geperfectioneerd. Christus’ wederkomst zou alleen maar verwarring zaaien. Zijn verschijnen in de straten van de stad zou nodeloos hinderlijk zijn en de gewone routines verstoren.
Uitgedoste Lucio zet me aan het denken
Lucio is Christus niet, maar ook zijn onaangekondigde ‘intredes’ veroorzaken rimpelingen waarop we niet echt zitten te wachten. We komen om te luisteren, te zingen, te bidden. Sinten en oosterse prinsen hebben geen plaats in dat plan. We zien onze pogingen tot verstilling en gebed liever niet verstoord. En toch. Uitgedoste Lucio zet me aan het denken en doet me vragen stellen.
Hij brengt me bij een diepte die ik zonder hem misschien niet zou bereiken. Ik word er immers keer op keer aan herinnerd hoe mijn verwachtingen me als hardnekkig beslagen ramen het uitzicht belemmeren. Ze beletten me nogal eens op te merken wat voor het grijpen en dus eigenlijk niet te missen is. Op een speelse manier houdt Lucio zo de ruimte open voor de God van verrassingen rond wie we op datzelfde moment samen zijn. Genade in een bijzonder, altijd wisselend kleedje.