Met de sierlijkheid van een tango en de elegantie van een gotische boog verschijnt uit kille, harde steen tederheid op mensenmaat. En ook: ruimte, relatie, verbondenheid, licht, empathie en onverzadigbaarheid.
Twee rechterhanden vinden elkaar, draaien lichtvoetig rond elkaar tot het punt dat zij elkaar aanraken. Daar wordt het licht geboren.
Het licht is er al maar hier wordt het zichtbaar, tastbaar, belichaamd en dus bezield
Plaatsmaken voor het licht, opdat het zou geboren worden. Het licht is er al, maar hier wordt het zichtbaar, tastbaar, belichaamd en dus bezield. Het licht weerkaatst op de zachte binnenwand van de handen, die het licht niet voor zichzelf houden maar het royaal uitstralen.
Dansende, zoekende, strelende, spelende handen. Handen die elkaar begroeten, aftasten, ontdekken, als het ware boetseren. Want het zijn scheppende, creatieve handen. Handen die samen bouwen aan het licht. Handen naar elkaar toegekeerd. Handen die met elkaar een verbond aangaan, ook al hebben ze niets te geven dan zichzelf. Dan gebeurt het wonder.
Handen die niet grijpen maar zoeken te begrijpen. Handen die niet wanhopig vasthouden maar proberen van een ander te houden en daarin houvast vinden. Handen die niet kleinmoedig stelen maar zachtmoedig strelen. Handen die niet woedend slaan maar vrijgevig de ander laten gaan. Handen die niet vol zijn van zichzelf maar openhartig verlangend en begerig vrij. Handen die zich niet tot vuist samenballen maar mooi samenvallen – mooi, omdat zij zichzelf zijn. Handen die niet verbieden maar verbinden. Handen die niet over zichzelf opscheppen maar ruimte scheppen voor een ander en voor het nieuwe, ongehoorde, ongeziene licht dat je niet kunt vastpakken maar enkel zichtbaar, tastbaar maken door er te zijn. Handen die nog meer zien dan wat blinden zien. “Mit den Händen sehen – mit den Augen fühlen” wist Goethe. Handen die, wanneer ze voelen, gevoeld worden. Lege, open handen die een open ruimte scheppen, een bewoonde leegte. Handen die het licht beschermen, koesteren, bewaren. Ook in de donkerste nacht. Dit zou Kerstmis kunnen zijn.
Zij scheppen een heilige ruimte waar het wezenlijke geboren wordt
Handen die niet zó in elkaar opgaan dat zij geen ruimte meer laten. Integendeel: zij scheppen een heilige ruimte waar het wezenlijke geboren wordt, kwetsbaar en kostbaar als de lucht die wij inademen en als het licht waar wij niet zonder kunnen. Tussen deze handen trilt en zingt de lucht en danst en lacht het licht ons toe.
Handen die samen -synodaal- hun evenwicht vinden. Beide zijn nodig om de ruimte te doen bestaan, een ruimte waar het stil mag zijn. Een door mensenhanden en op mensenmaat gemaakte ruimte om samen licht te zijn. Twee lege rechterhanden: meer is echt niet nodig om God te laten zijn. Zijzelf zijn de zichtbare gewelven van de ongelooflijk boeiende ontmoeting van Gods´ geboorte.
Waar een mens kwetsbaar een hand uitsteekt als een groet en hoopt op een even kwetsbare hand als antwoord, daar wordt God geboren. Beide handen zullen alles in het werk moeten stellen om dat prille, pasgeboren licht tot volle wasdom te laten komen, waardoor het wonderlijke, uitzonderlijke, grootse dingen zal doen en -dankzij weer andere open handen- stralen tot aan de uiteinden der aarde.
Bidden is een hand ontvouwen, opsteken en wachten – nee, ontdekken dat die hand van God reeds lang ontvouwd op je wacht. En samen met de hand die God je toesteekt ruimte scheppen voor het licht dat straalt in de duisternis. Ook dat is Bethlehem. Ook dat -hoe eenvoudig ook, en precies daarom- is vrede op aarde voor alle mensen.
Beeld: Auguste Rodin, De kathedraal (1908), steen, Musée Rodin, Parijs (foto: argoul.com)