In de roman De trooster van Esther Gerritsen trekt een staatssecretaris zich terug in een klooster. De ‘gastenbroeder’ die hem ontvangt raakt al snel in de ban van de gast. Zal dat goed gaan? ‘Het verhaal loopt parallel met het lijden van Jezus.’
Een boek dat je in een adem wilt uitlezen. Dat werd mij gezegd toen ik het boek onder ogen kreeg. Esther Gerritsen heeft De trooster inderdaad op zo’n pakkende manier geschreven dat ik geboeid bleef tot het einde. Het boek had zelfs door mogen gaan.
In De trooster komt er vlak voor Pasen komt een gast binnen in het gastenverblijf van een klooster. Maar de gastenbroeder is er niet. Tegen alle regels in ontvangt lekenkoster en klusjesman Jacob de man.
De gast heet Henry. Hij is een staatssecretaris met iets op zijn kerfstok. Hij komt naar het klooster om zich terug te trekken uit de hectische wereld en om zich te bezinnen. Lekenkoster Jacob is geschapen met een scheef gezicht. Hij hoort wel én niet bij de communiteit. Hij is er geen officieel lid, maar hij eet wel met de broeders mee en is zo in de ogen van de gast een van hen.
Esther Gerritsen heeft De trooster inderdaad op zo’n pakkende manier geschreven dat ik geboeid bleef tot het einde.
Zijn aparte positie is voor Henry blijkbaar aantrekkelijk. Jacob leent zich, blij met de erkenning en de aandacht, graag voor gesprekken met Henry; al dan niet gecombineerd met de klussen die hij moet doen, waarbij Henry hem soms helpt. Henry is een gast die zijn eigen regels maakt. Hij bepaalt zelf met wie hij contact heeft en wat hij doet. Oppassen dus, zou je als gastenbroeder met ervaring, zeggen. Maar Jacob probeert juist dichter bij Henry te komen.
Wat me raakte in het boek, is het gesprek dat Jacob in zich zelf voert. Met veel inlevingsgevoel is door Esther Gerritsen beschreven hoe hij naloopt wat er in hem gebeurt. Als het woord ‘ongeordende gehechtheid’ nog uitgevonden moest worden, dan had Gerritsen dat gedaan. Op een meesterlijke manier beschrijft zij alle bewegingen die in het gemoed van Jacob opkomen, mee blijven lopen, hem in de weg zitten of de juiste levensvraag opleveren.
Precies op de zoom van het leven van de communiteit groeit hij in een rol, die doorgaans een van de broeders of een geestelijke begeleider heeft. Het is een wisselwerking tussen, aan de ene kant de aandacht die hij krijgt van de gast en die hem goed doet, de vragen die hij voorgelegd krijgt waarop hij kan antwoorden, en aan de andere kant de gewetensvragen die de verhalen van de gast bij hem oproepen.
Als dan de ex van Henry met zijn dochtertje op het toneel verschijnen, is de rol die Jacob zich aanmeet of zelfs opgedrongen krijgt door de gast een glijbaan die zijn leven steeds ingewikkelder maakt. Voldoende reden voor zelfreflectie, vragen, onzekerheid en twijfels.
Als het woord ‘ongeordende gehechtheid’ nog uitgevonden moest worden, dan had Gerritsen dat gedaan.
Op het einde van het verhaal, waarin de situatie van de gast op scherp gezet wordt door een voorval tussen Henry en een andere gast, laat Jacob zich meeslepen door Henry. Meer dan ooit wordt Jacob zich bewust van zijn eigen marginale positie en zijn verhouding met de buitenwereld. Ik ga het niet beschrijven want dat is juist een van de pakkende delen van het boek. Zeker omdat het verhaal parallel loopt met de inhoud van de Goede Week en het lijden van Jezus.
Het boek eindigt met het noodzakelijke vertrek van gast Henry en de terugkeer van de lichtelijk verwarde Jacob in de communiteit. Hij wordt weer opgenomen in het kloostergebeuren. Dat dat voor de verwarde Jacob zijn redding is en dat een gast je helemaal uit je verband kan halen, beschrijft Esther op een fantastische manier.