Had hij zijn ogen maar gesloten en gewoon genoten van de muziek, van het wonder van deze muziek, tot stand gebracht door onnavolgbare vingers. Maar Guido wilde weten: hoe kan zoiets?
Om een bloem te kunnen bewonderen hoef je niet eerst haar wortels te bestuderen. Dat is een grote wijsheid maar moeilijk na te leven door mensen die meer technisch dan esthetisch aangelegd zijn. Dat bleek ook voor mij te gelden. Laat me het verhaal doen.
Ze had ons een moment van schoonheid gebracht dat al te vlug voorbij was
Ik was al een jaar of zo student aan de universiteit. Hoe het kwam weet ik niet meer, maar op een avond zat ik op de achterste rij van de grote aula om te luisteren naar een pianorecital. Het eerste ware recital dat ik in mijn jonge leven zou meemaken. De pianiste die daar zou komen optreden kende ik niet en de sonates die zij zou spelen evenmin. Maar ze speelde goed, verbluffend goed zelfs. Het publiek in de volgepakte zaal was laaiend enthousiast. Maar haar naam heb ik toen niet onthouden. Ik herinnerde me enkel dat ze jong was, met lang zwart haar. En dat ze ons een moment van schoonheid had gebracht dat al te vlug voorbij was.
Zowat een jaar geleden heb ik haar teruggezien. Haar zwarte haar is nu grijs geworden. Nu weet ik het: haar naam is Martha Argerich en ze was bijna tachtig geworden. En ze speelt nog altijd verbluffend goed. Ik had mijn ogen moeten sluiten om beter te kunnen opgaan in de schoonheid van haar muziek. Maar dat heb ik niet gedaan. Ik zag haar bezig op het scherm van mijn laptop en de camera was dikwijls gericht op haar handen. Ik kon niet anders dan als gebiologeerd blijven kijken hoe haar vingers over de toetsen gleden. Ze leek meer dan tien vingers te hebben. Er waren vingers die snel speelden en ander die traag speelden, vingers die fors speelden en vingers die subtiel speelden. Toen is mijn technische zelf naar boven gekomen en heeft mijn esthetische zelf verdrongen.
Mijn technische zelf werd wakker geroepen door een diepgaande, zij het op dat ogenblijk misplaatste vraag. Hoe kon dat? Hoe kunnen tien vingers de juiste toetsen beroeren op dat grote klavier. Aan dat tempo, met dat ritme, met die accuratesse, met die fijngevoeligheid? Nu ja, zo zullen sommigen zeggen, zij is nu eenmaal een grote virtuoze en zo zijn nu eenmaal grote virtuozen. Maar nee, zo gemakkelijk kan niemand zich van die vraag afmaken, niemand die ooit ontdekt heeft dat zijn vingers te kort of te dik of te stijf waren om piano te leren spelen.
Het antwoord is echter minder te vinden in onze vingers dan wel in ons brein. De wetenschap leert ons dat het menselijk brein haast eindeloos complex is. Dat van virtuozen zoals Martha Argerich moet nog veel complexer zijn. Dat zou kunnen verklaren waarom zij al die noten van het eerste pianoconcerto van Beethoven kan onthouden en daarna, in samenspel met het orkest, in de juiste volgorde kan afspelen. Dat een computer de wereldkampioen schaken kan verslaan, dat kan ik nog bevatten. Maar dat een computer de capaciteit zou hebben om een pianoconcerto van Beethoven te vertolken zoals Martha Argerich, nee, dat kan ik niet aannemen. Het technische denken aanvaardt niet graag het bestaan van wonderen. Het gaat ervan uit dat er altijd een antwoord is op de vraag “Hoe kan dat?”. In dit geval echter kon mijn technische zelf niet anders dan zich bescheiden terugtrekken toen ik die vingers over het klavier zag dansen totdat het begon te schemeren voor mijn ogen.
Een eerbiedige buiging was beter geweest
Uiteindelijk heb ik mijn ogen gesloten om terug te keren naar het beluisteren van de muziek. Na het slotakkoord klonk er een luid en zelfs luidruchtig applaus in de zaal. Een dwaze gewoonte. Het publiek had er beter aan gedaan een minuut stilte te bewaren om dan recht te staan en een eerbiedige buiging te maken. Ja, dat zou een haast religieus gebaar geweest zijn. Maar een gebaar dat beter past bij een wonder.