Toen een vreselijke kanker zich in de botten van dichter Christian Wiman nestelde, begon hij te schrijven over geloof, twijfel en lijden. Mariëlle interviewde hem over zijn spirituele zoektocht. “Alles wat niet essentieel was brandde in mij weg.”
De Amerikaanse dichter en schrijver Christian Wiman verkocht in Nederland zo’n 8.000 exemplaren van zijn boek Mijn heldere afgrond (2016). Een bestseller. En dat voor een diepzinnig boek over geloven en poëzie. Het zegt veel over de kracht van de taal en de gedachten van Wiman.
In het boek beschrijft Wiman hoe zijn geloof werd getest nadat hij met een ongeneeslijke vorm van kanker werd gediagnosticeerd. Het laat zien hoe hij in deze tijd geconfronteerd werd met de dood en hoe hij een nieuwe manier van leven en geloven vond. Zijn woorden bieden licht in uitzichtloze situaties. Later verschenen van hem Radicaal licht (Nederlandse vertaling 2019) en een nieuwe dichtbundel Survival is a style (2020). Ignis interviewde hem over zijn spirituele zoektocht en hoe de dichtkunst daarin een rol speelt.
“Tijdens mijn ziekte merkte ik dat alles wat niet essentieel was in mij wegbrandde. Maar (en hier had ik veel geluk) de essentiële kern in mij bleef onaangetast, waardoor ik deze tegenslag en nasleep kon verwerken. Uiteindelijk is alles wat niet essentieel was weer teruggekomen, maar de brandwond blijft als een herinnering en als een provocerende uitdaging.“
“Ik denk dat iedereen een soort tweede naïviteit moet ontdekken, een soort dispensatie waarin de oorspronkelijke onschuld die je in staat stelde God (of kunst of natuur of liefde) te ervaren, wordt weggebrand en nieuw wordt gemaakt door het vuur van het leven. Het is zeker niet hetzelfde als weer opduikt, maar het draagt sporen van die oorspronkelijke onschuld.“
“Het is vooral de lading van de taal en de wijze waarop van de formele dichtvormen wordt afgeweken. Deze zitten in de beste poëzie. Ze laten al je esthetische zintuigen oplichten, en je beseft onmiddellijk dat ze uit spirituele bronnen komen. Je “bewondert” zo’n passage niet zomaar, je wordt gedwongen de spirituele ruimte in te gaan die door haar schoonheid en helderheid wordt geopend.”
“Een belangrijk voorbeeld voor mij is de volgende passage uit Marilynne Robinson’s roman Housekeeping:
“Men stelle zich een Carthago voor, bezaaid met zout, en alle zaaiers verdwenen, en zaad dat ik weet niet hoe lang in de aarde heeft gelegen, tot er ten slotte in vegetatieve overdaad bomen en bladeren van rijp en brijn tevoorschijn waren gekomen. Hoe zou zo’n bloei er in zo’n hof uit zien? Het licht zou elke zoutkelk dwingen in prisma’s te ontluiken en overvloedig loof van glinsterende waterbolletjes te dragen – perziken en druiven zijn weinig meer dan dat; en waar de wereld zout was, zou er een grotere behoefte bestaan in de dorst te lessen. Want behoefte kan overgaan in alle compensaties die zij eist. Het smachten en het smaken lijken evenzeer op elkaar als een voorwerp en zijn schaduw. Want wanneer breekt een bes zoeter op de tong dan wanneer men ernaar verlangt haar te proeven? En wanneer onderscheidt onze tong zovele gradaties van rijpheid en zovele nuances in de smaak van aarde? En wanneer kennen onze zintuigen iets zo volkomen als wanneer ze het ontberen? En ook hier ontwaren we weer een voorafschaduwing – de wereld zal heel worden gemaakt. Want het verlangen naar een hand op ons haar is nagenoeg gelijk aan het voelen van die hand. Dus wat we ook mogen verliezen, het wordt door hunkering weer teruggegeven. Alhoewel we dromen en het nauwelijks weten, worden we door het verlangen, dat ons over de haren strijkt en ons wilde aardbeien brengt, als door een engel gekoesterd.”
Ik was gaan zitten omdat er een stuk taal in mij klonk en daardoor ging de wereld open.
“Ik herinner me dat ik deze passage meer dan dertig jaar geleden voor het eerst las en het gevoel had dat ik plotseling een vorm in handen kreeg voor het onduidelijke maar overweldigende spirituele verlangen dat ik had, en ik vind de tekst vandaag de dag nog net zo krachtig en overtuigend. De passage is rijp voor theologisch inzicht, maar de wijsheid ervan dringt tot ons door omdat het kunst is. Het wordt een deel van ons lichaam in plaats van slechts een deel van onze geest. Je krijgt een impuls om te gaan zitten en het uit je hoofd te leren, en dat is precies wat ik meer dan dertig jaar geleden heb gedaan.”
“Jazeker. Het is een gedicht genaamd “Uit een raam,” dat begint met deze regels: “Ongeneeslijk en ongelovig / in enige waarheid dan de waarheid van het rouwen” en dan een heel andere richting uitgaat tegen de tijd dat het eindigt. Het gevoel zat in het gedicht. Het waren de klank en de vorm van het gedicht, de muziek, die het gevoel losmaakten. Het was een “zoektocht naar esthetische waarheid” (hoewel dat een beetje flauw klinkt) die de spirituele waarheid vrijmaakte. Dit keer was het niet een ervaring in de wereld die mij tot schrijven had gebracht. Ik was gaan zitten omdat er een stuk taal in mij klonk en daardoor ging de wereld open.”
“Ik hou eigenlijk niet van de uitdrukking “het buitengewone in het gewone”, omdat die suggereert dat er iets wordt toegevoegd dat er nog niet is, of het nu de visionaire kracht is van degene die ziet of een mysterieuze genade die aan het geziene wordt gegeven. Maar ik heb het gevoel dat het continue verlangen naar een werkelijkheid die meer is dan ze is, neerkomt op een terugdeinzen voor, en zelfs een afkeer van het leven – en ik herken deze dynamiek omdat ik er zelf zo vaak schuldig aan ben. Het zou heerlijk zijn om gewoon zo aanwezig te zijn in de werkelijkheid dat men aanwezig was in God, zo aanwezig in de werkelijkheid dat het woord “God” niet nodig is.”
“Ik zou willen dat ik een boek kon schrijven waar het niet nodig was die naam te gebruiken. Of een boek waarin je de aanwezigheid en de kracht van de stilte evenzeer voelt als die van het geluid. Tot nu toe ben ik daar nog niet bij in de buurt gekomen.”
“De titel komt uit een speels gedicht over de verschillende vormen van overlevingsuitrusting die ik veel mensen heb zien dragen. De laatste regel (die de titel vormt) is echter doodserieus. Mijn eigen overlevingsdrang is de voorbije vijftien jaar sterk en letterlijk op de proef gesteld, dus die ervaringen beïnvloeden alles wat ik schrijf. Maar iedereen worstelt op de een of andere manier om te overleven – bijvoorbeeld om je ziel in leven houden, wat geen gemakkelijke opgave is. En voor mij heeft kunst daar veel mee te maken. “Stijl” en “ziel” zijn voor een kunstenaar termen die beginnen samen te smelten.”
Afbeelding: Christian Wiman, Uitgeverij Brandaan
De boeken van Christian Wiman zijn hier verkrijgbaar in Nederlandse vertaling.