De Faculteit Katholieke Theologie heeft een nieuw onderkomen in een historisch pand in Utrecht. Eduard Kimman SJ staat stil bij de geestelijke significantie van het gebouw.
In de voorbije maanden was ik betrokken bij de verbouwing van een huis in de binnenstad van Utrecht. Sinds 1840 is het huis in gebruik geweest als woning voor bisschoppen, priesters en priesterstudenten. De ontvolking van de binnenstad leidde tot hergroepering van de parochies. Het huis kwam leeg te staan en werd verworven ten behoeve van de huisvesting van de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg.
De eerste verdieping werd aanvankelijk door Erfgoedbeheer aangeduid als historisch oninteressant
Die Faculteit is bedoeld als een landelijke en kerkelijk erkende opleiding voor al degenen die theologie willen studeren als voorbereiding op een functie in de katholieke zielzorg, op het priesterschap, op de functie van pastoraal werker en op andere functies. Er zijn nogal wat studenten die instromen in zo’n Faculteit, wanneer de eerste helft van het leven achter de rug is en wanneer de behoefte aan reflectie toeneemt. Maar er zijn natuurlijk ook gewoon studenten van de studentenleeftijd van 18 tot 24 jaar.
Het gebouw, ontstaan in de achttiende eeuw door samenvoeging van twee eerder gebouwde huizen, moest geschikt gemaakt worden voor het onderwijs. Op de eerste verdieping, aanvankelijk aangeduid door Erfgoedbeheer als historisch oninteressant, werden tussenmuurtjes van een tiental kamers met hun verlaagde plafonds gesloopt om plaats te maken voor een kantoortuin met flexibele werkplekken. Er werden wel drie vloeren gevonden: de bovenste uit 1950, daaronder een vloer uit de negentiende eeuw, maar daaronder bevonden zich brede grenen vloerdelen uit 1600.
De plafonds vertelden ook een verhaal van eeuwenlange veranderingen. Beschilderde balken uit vroeger tijd kwamen te voorschijn. Ook al zeiden de stadshistorici dat dit deel van het huis van omstreeks 1600 stamde, de schilderingen moesten ouder zijn: laatgotisch. Omstreeks 1460. Die balken hadden vermoedelijk eerst in een ander huis gezeten. Herbestemming dus. De twee moerbalken zijn nu opgeknapt en hebben na 550 jaar hun kleur en hun oorspronkelijke draagfunctie weer terug.
Deze laatgotische moerbalken zijn dus uit de tijd dat Thomas a Kempis nog leefde. Rond die tijd maakte hij misschien zijn manuscript persklaar, want omstreeks 1471 werd Imitatio Christi voor het eerst in Augsburg gedrukt. Net als een moerbalk de muren verbindt en daardoor het huis verstevigt, verbindt dat boekje vol raadgevingen de late middeleeuwen met onze tijd.
Net als de bloemenschilderingen op de moerbalk heeft het boekje van Thomas a Kempis geen begin of einde
Bij spiritualiteit wordt misschien al te gemakkelijk aan zweverigheid, individuele smaak en gevoel gedacht, maar de Imitatio Christi is een laatgotische, robuuste, functionele tekst. Meer dan de helft van het boekje gaat over vertroosting en over een zuiver hart. Sensibiliteit dus, waar het gaat om onderscheid maken in de gevoelens die we krijgen, die we koesteren en die we soms niet de baas kunnen worden. Ignatius van Loyola raadt retraitanten aan, na een zekere tijd, dit boekje te lezen. Net als de bloemenschilderingen op de laatgotische moerbalk in Utrecht heeft het boekje van Thomas a Kempis eigenlijk geen begin of einde. Op elke bladzijde kun je beginnen en bij elke zin kun je stilstaan. Een actuele tekst dus, ook voor iedereen die spiritualiteit of theologie studeert.
Afbeelding boven dit artikel: De laatgotische moerbalk in het nieuwe onderkomen van de FKT in Utrecht. Foto: Jan van der Hoeve, bouwhistoricus, afdeling Erfgoed, gemeente Utrecht.