Ben Frie wil wil een meditatie schrijven maar “het lijkt wel of ik in een politiek manifest terecht ben gekomen”. Toch moet ‘bestaanszekerheid’ ook een thema zijn in ons gebed, vindt hij.
Bestaanszekerheid. Met de op handen zijnde verkiezingen in Nederland en de schandalen die daar nog lang zullen naklinken én het schuivend zand in de politieke woestijn is dat woord een houvast dat al meerdere partijen gretig aanpakken om ermee te zwaaien als was het een vlag die alle kiezers mooi vinden.
Als er uit de politieke crisis iets duidelijk wordt, is het de ingewikkeldheid van ons staatsbestel. Openbare diensten, zoals de Belastingdienst, worden met de dag ingewikkelder. Er zijn concreet slachtoffers van de slechte uitwerking van regels die we juist hadden opgesteld om slachtoffers te voorkomen. Politici lijken zelf ook te verdwalen in al onze wet- en regelgeving.
Hoe kom je daaruit en schep je een nieuwe orde? Waar kun je je dan op oriënteren? Wie geloof je, wie volg je? Wie vind je het dichtst komen bij de waarheid? Als we de trend naar steeds grotere individualisering daaraan toevoegen, wordt de druk op het individu steeds groter, maar groeit de verdeeldheid evenredig.
Ons staatsbestel is een harnas aan het worden met roestende gewrichten
We leven in een rijk land, maar we krijgen cijfers voorgeschoteld van een groot percentage van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft. We moeten meer gelijkheid zoeken in de verdeling van de beschikbare middelen. Maar de structuren, die we zelf geschapen hebben op grond van onze idealen, stellen ons daartoe nauwelijks in staat. Ons staatsbestel is een harnas aan het worden met roestende gewrichten.
Ik wilde een meditatie schrijven, en het lijkt wel of ik in een politiek manifest terecht ben gekomen. Toch moet ‘bestaanszekerheid’ ook een thema zijn in onze overwegingen en meditaties, ja in ons gebed. Christenen hebben een sociale verantwoordelijkheid: vanuit onze ontmoeting met God moeten wij de nood lenigen van de mensen met wie wij leven – naar de maat van het mogelijke.
Als er iemand bestaanszekerheid had, dan was het Jezus. Dat lijkt een vreemde contradictie, want zijn leven was voortdurend in gevaar. Hij trachtte een nieuwe orde te scheppen en dat streven werd voor hem levensbedreigend. Maar het beroofde Hem niet van zijn bestaanszekerheid. Hij had diepe wortels in zijn geloof, zijn rotsvaste overtuiging ingebed te zijn in het heilsplan van ‘de Vader’.
Hij vroeg misschien niet om financiële zekerheid, al weten we dat Hij op zijn manier kon werken en leven dankzij de steun van sponsoren. Voor de verplichtingen in het openbare leven gaf Hij het devies: ‘Geef de keizer wat de keizer toekomt’. In zijn samenleving was het recht geen vanzelfsprekendheid en daar vraagt Hij gerechtigheid, geen offers. Eerlijkheid in de menselijke verhoudingen. Barmhartigheid, vergeving. Leven in het besef afhankelijk te zijn van wat de Schepper geeft en verantwoordelijkheid nemen voor de schepping die aan ons wordt toevertrouwd. En vooral: betrokken blijven bij hen, die geen bestaanszekerheid kennen.
De uitdaging ligt in de toepassing van Jezus’ principes in onze samenleving
Dan nog: die spirituele bestaanszekerheid geeft geen garantie voor materiële zekerheid. Als wij onze plaats moeten bepalen in de politieke discussies van vandaag ligt er voor ons een uitdaging in de toepassing van Jezus’ principes in onze samenleving, zo ingewikkeld als deze mag zijn. Hoe kan ik zijn principes vandaag nog laten gelden? Hoe kan ik in zijn geest blijven leven en handelen? Het fascinerende is dat die principes nog altijd een goede fundering kunnen zijn voor onze levensinrichting. Het is misschien een ander soort zekerheid dan wat de verkiezingsprogramma’s ons voorspiegelen, maar we kunnen wat zij beloven wel ijken op wat christenen beleven als bestaanszekerheid. Hoe vertalen zij dan hun overtuiging in politiek engagement? Aan de vruchten herkent men de boom.