Guido Dierickx SJ leest The Revenge of Power en legt uit hoe de opkomst van social media eerst de lente van revolutie en verandering leken aan te kondigen maar al snel werden omarmd door autocraten om zichzelf steviger in het zadel te helpen.
Enkele tientallen jaren geleden hadden wij, westerlingen, nog veel vertrouwen in de levenskracht van ons democratisch politiek bestel. Wij hadden de val van de Berlijnse Muur meegemaakt en de implosie van de Sovjet-Unie. Daarom geloofden wij al te gretig dat de democratie in opmars was en zich steeds verder over de wereld zou verspreiden. Dat was de stelling van Francis Fukuyama in The End of History and The Last Man (1992). De cijfers gaven ons gelijk. Het aantal democratieën in de wereld nam toe, het aantal autocratieën nam af. De politieke macht werd meer verdeeld, o.a. door de scheiding der machten in de overheid, en dus minder bedreigend voor de eigen burgers en voor die van andere landen. Want, zo wisten wij, democratieën voeren zelden oorlog tegen elkaar, autocratieën heel dikwijls.
Onze democratie blijkt kwetsbaar te zijn.
Nu staan wij er anders voor. Het aantal autocratieën neemt toe en in vele democratische landen zien wij de opkomst van extremistische politieke bewegingen en partijen. Onze democratie blijkt kwetsbaar te zijn. Waarom? Moises Naim wijdt aan deze vraag een even doorwrocht als onrustwekkend boek (The Revenge of Power. How Autocrats Are Reinventing Politics For The 21st Century, St Martin’s Press, New York 2022). (De generaal overste van de jezuïeten in het Romeinse hoofdkwartier van de orde bestempelde het boek tot verplichte lectuur voor zijn medewerkers.) Ik beperk me hier tot één van de verklarende factoren die de auteur beklemtoont.
Het vrije verkeer van informatie tussen de burgers zou de concentratie van de macht in de handen van autocraten verzwakken. Zo dachten we. Het Kremlin mocht dan wel de officiële kanalen van de pers controleren en de persvrijheid aan banden hebben gelegd, dit monopolie van de informatie kon het in de tijd van opkomende sociale media en van het internet niet handhaven. De burgers zouden zelf informatie vergaren en onderling uitwisselen. Tegen de daaruit volgende onafhankelijke opinievorming zou geen autocratisch kruid gewassen zijn. En zo is inderdaad geschied. Onder impuls van de decentralisering van de informatie zijn er in autocratisch geregeerde landen protestbewegingen en volksopstanden ontstaan, met enig succes.
Dit succes heeft evenwel niet lang geduurd. De autocraten hebben een passende tegenzet gevonden. Ze hebben zich vermomd in het verkeer van informatie gemengd, in de eerste plaats om valse berichten te verspreiden. Men wist natuurlijk dat er zoiets als “fake news” bestond maar niet dat het zulke omvang kon aannemen met behulp van de elektronische media. De verkiezing van Trump en de Brexit zijn maar enkele gebeurtenissen waarop de valse berichtgeving zwaar heeft gewogen. Dikwijls is het erom te doen om reeds bestaande spanningen in een land of tussen landen nog verder aan te zwengelen. Het is niet te verwonderen dat deze valse berichtgeving wordt gesponsord door de machthebbers van b.v. Rusland en China. Zij werpen zich op een nieuwe vorm van oorlogvoering, de elektronische, waarvan de kosten laag en de mogelijke baten hoog zijn.
Vroeger kreeg de verspreiding van fake news minder speelruimte. De kwaliteit van het nieuws werd onderworpen aan een strenge controle door de redacties van ernstige kranten en zenders. En het publiek was doorgaans bekwaam genoeg om het onderscheid te maken tussen rioolkranten en kwaliteitskranten, bijvoorbeeld tussen The Sun en The Guardian in Groot-Brittannië en tussen De Telegraaf en de NRC in Nederland. Nu is het echter heel moeilijk geworden om onder de talloze berichten op Twitter en Facebook het kaf te scheiden van het koren.
Het vertrouwen in het democratisch bestel wordt niet enkel door valse berichtgeving aangetast maar ook door een vermenigvuldiging van de berichtgeving. De bedoeling is de burgers te overstelpen met informatie om hen zo in verwarring te brengen en tot de conclusie te laten komen dat de beleidsvorming heel complex is en enkel toegankelijk voor technocraten en niet voor gewone mensen. De vrees voor de macht van de technocraten gaat samen met een gevoel van onmacht van de gewone burgers. En dat gevoel van onmacht leidt al gauw tot het vermoeden dat achter een scherm van opzettelijke complexiteit een kleine elite van politieke insiders schuilgaat die haar eigen belangen dient ten koste van die van de gewone mensen.
Hierop spelen de populisten met graagte in. Zij beloven de macht terug te geven aan het volk. Zij beloven één sterke leider die eenvoudige voorstellen zal uitvoeren en die zij blindelings kunnen vertrouwen. Dat vele mensen dit graag geloven komt de autocraten en de autocraten-in-spe goed uit. Want voor hen is het democratisch bestel, met zijn (inderdaad complexe) verdeling en scheiding der machten, een hindernis tegen hun streven naar machtsconcentratie.
Op wie kunnen we hopen om het ongeduld te milderen van burgers die in een democratisch bestel moeten zoeken naar de waarheid? Zullen wij onze hoop stellen op het toenemend aantal hoogopgeleiden, mensen die graag menen dat zij wel hun weg kunnen vinden te midden van de leugens en de verwarring die de hedendaagse democratie ontsieren? Mogen wij iets verwachten van goed gevormde gelovigen die gewend zouden moeten zijn aan de omgang met grote, niet gemakkelijk te doorgronden problemen? Dat doet denken aan de uitspraak “Wat is waarheid?” die de evangelist in de mond van Pilatus legt. De evangelist moet gemeend hebben dat in zijn tijd een gelovige minder vlug geneigd was de zoektocht naar de waarheid op te geven dan een heiden. Dat had hij juist gezien. Maar is dat heden ook nog zo?
Foto door Nijwam Swargiary via Unsplash