De moord op George Floyd stinkt en maakt voelbaar hoe groot de nood aan verandering is, schrijft de Amerikaanse zwarte jezuïet Mario Powell in een aangrijpend essay. “Er gaat niets veranderen tot je de pijn van die knie in je eigen nek kunt voelen en het plotseling moeilijk vindt om voor je computerscherm te ademen”.
“Hoe lang, Heer?” Terwijl onrecht heerst, en armen met wanhoop zijn geslagen.
George Floyd, maar ook
Ahmaud Arbery.
Breonna Taylor.
Oscar Grant.
“Hoe lang, Heer, zult gij mij blijven vergeten,
hoe lang nog verbergen uw aanschijn voor mij?”
Eric Garner.
Trayvon Martin.
Tamir Rice.
Emmett Till.
Namen die we kennen en woorden van Psalm 13. Na de dood van nog een zwarte man zijn het ook mijn woorden. De psalmist is boos en vraagt zich af waarom God niet tussenbeide is gekomen. In die vroeger dagen vulde de stank van het kwaad de neusgaten van God. God rook het, proefde het. Zoals het vroeger was, zo is het vandaag weer.
Als 38-jarige zwarte priester-jezuïet weet ik hoe het ruikt. Het stinkt. Deze stank en de reacties die deze oproept bij zwarte Amerikanen kun je onmogelijk vermijden. Het is als een vreemde, bittere vrucht.
Ik heb periodes van verlamming, ongeloof, woede, verdoofdheid, angst en wanhoop gekend
De video waardoor de wereld getuige kon zijn van de moord op George Floyd stinkt ook. Ik heb periodes van verlamming, ongeloof, woede, verdoofdheid, angst en wanhoop gekend sinds ik naar die pijnlijke negen minuten heb gekeken.
Ik voel me verlamd omdat ik niet in de gemeenschap ben waarop ik normaal gesproken vertrouw om deze smerigheid te verwerken. Ik kan niet geloven dat de dood van George Floyd gewoon weer een zwart mannelijk lichaam is dat vlak voor mijn ogen is gebrutaliseerd en vermoord. Ik ben boos op de banale en halfzachte uitspraken die door velen, waaronder te veel katholieke leiders, zijn gedaan. Ik ben verdoofd door het grote aantal vergelijkbare gebeurtenissen.
Maar voor mij is er iets nieuws in deze ervaring. Het is de angst die ik voel, niet alleen voor mezelf of voor zwarte Amerikanen in het algemeen, maar vooral voor de tachtig jonge zwarte kinderen die op de middelbare school in Brooklyn zitten waaraan ik leiding mag geven. Ik ben bang voor wat deze zomer voor hen en andere zwarte kinderen uit het centrum van Brooklyn in petto heeft. Ik ben bang dat zonder zomerbanen of -kampen, en geconfronteerd met overtrokken politiek, meer zwarte jongeren confrontaties hebben met politieagenten, confrontaties die vaak niet goed aflopen voor mensen die er uitzien als zij.
Ik moet toegeven dat er momenten waren dat ik het moeilijk vond om de wanhoop op afstand te houden. In die negen minuten lijken mijn woorden die deze zwarte en bruine kinderen vertellen hoeveel ik van ze houd, hoeveel ze gewaardeerd worden, leeg te worden. Maar deze kinderen zijn al geliefd; ze weten dat ze geliefd zijn als kinderen van God. Ja, daar moeten we allemaal aan herinnerd worden, maar in het licht van deze negen minuten moet hun niet alleen verteld worden dat ze geliefd zijn. Het zijn niet zij die deze boodschap nodig hebben, maar onze wereld, ons land en onze medewerkers. Misschien, jij ook wel.
Ik ben uitgeput omdat we niet uit deze pijnlijke cyclus kunnen losbreken.
Als zwarte jezuïet en priester leef ik vooral in een blanke wereld. Daarom is het mijn last, mijn verantwoordelijkheid en taak om over dit soort gebeurtenissen te praten met mijn blanke broeders en zusters. Deze gesprekken krijg je na elke sensationele zwarte dood. Soms willen mijn vrienden en medewerkers gewoon praten. Soms bellen ze om me te horen. Meestal vanuit een verlangen om te begrijpen of om op een of andere manier actie te ondernemen.
Ik moet toegeven dat ik deze gesprekken vaak vermijd – en niet omdat deze mensen voor mij onbelangrijk zijn of omdat deze zaken niet besproken hoeven te worden. Ik vermijd ze omdat ze zo vermoeiend zijn. En ze zijn vermoeiend omdat ik merk dat blanke mensen zich rustig met deze kwesties kunnen bezighouden, ze persoonlijk of via de sociale media kunnen bespreken en zich dan weer kunnen terugtrekken naar hun alledaagse beslommeringen. En ik kan dat niet. De leerlingen van wie ik houd en voor wie ik verantwoordelijk ben, kunnen dat ook niet. Zwart Amerika kan dat niet. En ik, ik ben uitgeput omdat we niet uit deze pijnlijke cyclus kunnen losbreken.
En ik ben het beu. Verandering buiten vereist verandering van binnen.
Natuurlijk moeten we ons onrechtvaardige systeem veranderen. We moeten de structuren veranderen die voorkomen dat zwarten stemmen. Het onderwijs in achterblijvende gebieden moet worden verbeterd. We moeten onrechtvaardige wetten veranderen die economische ongelijkheid veroorzaken. Het strafsysteem moet worden hervormd. Dit alles blijft waar.
Maar hoe komt zo’n verandering tot stand? Simpel gezegd zullen deze structuren niet veranderen totdat blanke Amerikanen – individuele blanke Amerikanen – dicht bij zwarte en bruine mensen komen. Totdat je zelf de stank van het kwaad ruikt die wij ruiken, tot de geur van die vreemde, bittere vrucht je neusgaten vult en je verhindert de zoete geuren van de wereld in te ademen; tot je in die negen minuten een zwarte man als broer ziet en je je niet uit zijn lijden terugtrekt; tot je de pijn van die knie in je eigen nek kunt voelen en het plotseling moeilijk vindt om voor je computerscherm te ademen; tot die tijd zal er niets veranderen. Deze structuren zullen niet veranderen totdat dit lichaam een naam en een relatie met je heeft.
Het is het tere vlees van deze zwarte lichamen waar Amerika dicht naar toe moet groeien
En laat ik duidelijk zijn: dit is christendom. Dit delen in de ervaring van anderen is wat het betekent om één lichaam in Christus te zijn. Ik verzin dit niet. Hier zijn de woorden van paus Franciscus: “De christelijke leer… is levend,” benadrukt hij. “Hij weet wat het is om onzeker te zijn en tot leven te worden gewekt.” Dit betekent dat het christendom vlees heeft, adem, een gezicht. In de woorden van de paus heeft het christendom “een lichaam dat beweegt en groeit, het heeft vlees op de botten: het wordt Jezus Christus genoemd.”
Het wordt ook George Floyd en Sandra Bland en Trayvon Martin genoemd.
Het is het tere vlees van deze zwarte lichamen waar Amerika dicht naar toe moet groeien. Het is Jezus zelf in het vlees van de zwarte en bruine kinderen in mijn school in Brooklyn en andere scholen in dit hele land. Dat moet dit land leren begrijpen.
“Hoe lang, Heer?
Hoe lang zal ik eenzaam op raad moeten zinnen,
draag ik van dag tot dag zwijgend mijn droefenis?
Hoe lang zal mijn vijand mij uit blijven dagen?”
Psalm 13 is de kreet van zwarte Amerikanen. We roepen hem al eeuwenlang. Maar we kunnen het niet langer alleen doen. Totdat jij dicht naar ons lijden toegroeit, tot het je ogen en oren, je geest en je hart vult, tot jij met zwarte Amerikanen losbreekt van het kruis, kan er geen Pasen zijn voor Amerika.