Ben Frie mediteert over demonen en goede communicatie: “In gezelschap schept Jezus telkens een sfeer waarin mensen zich vrij, veilig en geborgen voelen.”
Kijk, daar bracht men iemand bij Jezus die niet kon spreken, omdat hij in de macht van een demon was. Toen de demon uitgedreven was, begon de stomme te praten. De menigte zei vol verbazing: ‘Zoiets is in Israël nog nooit vertoond.’ Matteüs 19, 32-33
Het gespreksklimaat krijgt demonische trekken en wordt vernietigend.
“In mijn hart ben ik een monnik.” Ineens was het eruit. Bijna twee jaar ben ik lid van een groep jezuïeten, waar ik dit zo nog nooit gezegd had. Het was enorm bevrijdend, want het verklaarde veel van mijn gedrag, mijn verlangens en mijn teleurstelling in de gemeenschap. Ik hecht aan goede communicatie, maar ben zelf zo introvert dat ik eigenlijk geen recht van spreken heb. Mijzelf identificeren als een monnik maakte mijn plaats in mijn groep en mijn werk ineens veel duidelijker, maar meer nog: mijn manier van doen. Mij werd veel duidelijk met die karakterisering, die ik zomaar kon uitspreken.
We waren twee dagen in een rustig oord om terug te blikken op ons samenleven en enkele actuele thema’s te bespreken. Naar aanleiding van de nieuwsgaring over het misbruik in kerk en samenleving, spraken we over de vraag wat het ons doet en hoe we daarmee omgaan. Het werd een openhartig en eerlijk gesprek in een zo goede sfeer dat we werkelijk konden zeggen wat we op ons hart hadden. Dat gaat niet vanzelf. Daar moet je aan werken. Je neemt als het ware een aanloop en dan spring je. Dat kan alleen als je mag vermoeden dat je niet met een klap neervalt. Er moet enige geborgenheid zijn, enige bereidheid om elkaar te verstaan en te aanvaarden, wederzijds.
In een harde omgeving, waar geen ruimte is om innerlijk leven te tonen of kwetsbaar te zijn, wordt het vrijuit spreken onmogelijk. En als dat niet kan, wordt het samenleven verstikkend. Angstig kijken we naar de ander en vragen ons af: zal hij toeslaan? Word ik neergesabeld, belachelijk gemaakt? Gevoeligheid slaat om in agressie. Ik moet me verdedigen, en mijn gevoelens veranderen in ijs. Het gespreksklimaat krijgt demonische trekken en wordt vernietigend.
De demon kan verjaagd worden. Ik stel me Jezus zo voor, dat Hij telkens in gezelschap een sfeer schept waarin mensen zich vrij voelen, veilig en geborgen. Hij vraagt naar innerlijk leven, naar wat je werkelijk bezielt en bezighoudt. Hij schept daar ruimte voor, doorbreekt patronen, vooronderstellingen, koppigheid en openbaart een werkelijkheid die mensen niet meer waarnemen als ze niet meer kunnen vertrouwen op de goede intentie van de ander.
Het verbaast hen die daar niet meer aan toekomen
“Zoiets is in Israël nog nooit vertoond.” Communicatieve vermogens komen tevoorschijn, er is vrijheid van spreken en we zijn niet meer met stomheid geslagen. Minzaam en respectvol gaan we met elkaar om, het verbaast hen die daar niet meer aan toekomen. Wie kan dat vermogen nog op gang brengen als het verstrikt is geraakt in onze angsten, en onze verdediging onze zwakke plekken afdekt? We verschansen ons voor elkaar en raken geblokkeerd. Wie slaat daar nog een bres?
“Toen de demon uitgedreven was, begon de stomme te praten.” Hoe dat in zijn werk ging, staat er niet bij. Hoe zou dat nu gaan, zou Jezus nog werkzaam kunnen zijn, kunnen wij Hem nog toelaten in onze krampachtige verstarring? Als we handelen in zijn geest, kunnen we onszelf overtreffen en zouden we zelf nog wel eens over het vermogen kunnen gaan beschikken om demonen uit te drijven. Welbespraakt kunnen we dan van Hem getuigen.