
Vrijdag komen de geestelijke begeleiders van het Platform bij elkaar voor een symposium over hun vak naar aanleiding van de nieuwe Nederlandse vertaling van hét standaardwerk over geestelijke begeleiding. Jos Moons sj verzorgt de hoofdlezing en geeft een inkijkje in hoe zijn studenten traint in geestelijke begeleiding.
Geestelijke begeleiding is een van de diensten die het Platform voor ignatiaanse spiritualiteit aanbiedt en je krijgt dat onder andere als je de Geestelijke Oefeningen doet. Bij Geestelijke Begeleiding is de begeleider een metgezel op de geestelijke weg. Hij luistert, stelt vragen, houdt een spiegel voor, maar hij is vooral iemand die weet dat hij dienstbaar is aan het échte gesprek dat plaatsvindt tussen God en degene die begeleid wordt.
Hoe train je studenten daarin? Wat ik zie is dat beelden vaak beter beklijven dan woorden. Als ik feedback geef op hoe studenten elkaar begeleiden, komen er vaak spontaan beelden op: opmerken waar de wateren bewegen, je tent opslaan, of het gat in de schutting vinden. Meermaals maakte ik mee dat tijdens de erop volgende sessie de studenten zelf terugkwamen op de beelden. Blijkbaar was het beeld in de smaak gevallen: het beklijfde.
Eén van die beelden ontstond naar aanleiding van de vraag waar je beter wel en beter niet op ingaat. Vaak brengen mensen een ‘enerzijds anderzijds’ verhaal. Bijvoorbeeld, een pastoraal werker zegt dat ze zich echt geroepen voelt om in de kerk aan de slag te gaan, maar dat het gedoe in de parochie tegenvalt. (Er is namelijk altijd gedoe in parochies!) En je kunt het ook aanvullen met andere voorbeelden: spanningen in het pastorale team, werken in tien verschillende gemeenschappen, ….
Waar ga je als geestelijke begeleider in zo’n situatie op in? Op de roeping? Of op de moeite? Je kunt niet alles tegelijk bespreken, en dus moet je kiezen.
Je kunt bijvoorbeeld kiezen om het eerst over die roeping te hebben. Waarschijnlijk brengt dat je bij een laag van verbondenheid, geloof, en God. Die verdient zeker nadere verkenning! Bijvoorbeeld: wat zei God in het verleden, en wat zegt hij nu? Of als woorden niet de goede categorie zijn: hoe ging God met je om, toen, en nu?
Maar die keuze kan ook de indruk wekken, en het gevoel geven dat je het eigenlijk niet over de moeilijke dingen wil hebben. En dus adviseer ik studenten vaak om óók met de begeleide mee het donkere bos in te gaan, en tijd door te brengen met de moeite. Wat is de moeite precies? Hoe merk je dat er moeite is? Wat werkt de moeite uit?
De volgorde kan variëren. Soms is de genade heel duidelijk, en begin je het beste daar. Een klassieke wijsheid is om het meer over God te hebben dan over niet-God. We moeten weerstand bieden aan “de therapeutische verleiding” (Robert Marsh) om het over moeilijke dingen te hebben en die dan op te lossen. Het is vaak veel beter om het over God te hebben. Maar later moet je ook de moeite aansnijden. Het lichte bos én het donkere bos.
Of juist andersom: het donkere bos én het lichte bos. Soms is de moeite heel duidelijk, en begin je daarom best daar. Zonder te vergeten dat je na verloop van tijd ook benieuwd bent naar licht.
Twee dingen zijn behulpzaam aan het beeld van het donkere bos en het lichte bos, denk ik. Ten eerste dat je niet voor het een en tegen het andere kiest. Het donkere bos moet aan de beurt komen én het lichte bos. Je kunt het in die zin ook niet fout doen. Ten tweede dat het je taak is om te vergezellen. Om mee te gaan in het bos. Om er niet omheen te lopen. Zonder oplossingen, alleen moedig metgezel zijn.
Bent u Geestelijke begeleider en wilt u zich nog aanmelden voor het Symposium Vensters en Spiegels op 9 oktober 2025? Op het moment van schrijven zijn er nog enkele plekken beschikbaar.