De Geestelijke Oefeningen hielpen Jan Christiaens de weg naar zijn hart te vinden. Tot zijn eigen verbazing. “Mijn hart ging immers uit naar de monastieke spiritualiteit.”
Van ‘erover nadenken’ naar ‘erbij zijn’, zo zou ik de evolutie van mijn gebedsleven tijdens de voorbije twee jaar kunnen omschrijven. Dat heb ik grotendeels te danken aan het traject van de Geestelijke Oefeningen in het dagelijks leven. Nochtans ben ik eraan begonnen zonder al te grote verwachtingen. Integendeel, de eerste weken speelde een zekere argwaan tegenover de ignatiaanse aanpak mij serieus parten. Mijn hart ging immers al langer uit naar de monastieke spiritualiteit. In de gloedvolle geschriften van Bernardus van Clairvaux en Willem van Saint-Thierry voelde ik een liefdesvuur dat mij sterk aantrok. In vergelijking met hen leek Ignatius mij een koele kikker, die meer met zijn hoofd dan met zijn hart leefde.
Er is iets veranderd in wat ik de kwaliteit of de kleur van mijn gebed noem
Laat het nu net Ignatius zijn die mij in de Geestelijke Oefeningen bij de hand pakte, om met mij de weg van mijn hoofd naar mijn hart te gaan. Natuurlijk zag ik dat toen, bij het begin van het hele traject, nog niet zo duidelijk. Dat is wat ik er nu, anderhalf jaar na afloop van de Oefeningen, van maak. Er is iets veranderd in wat ik de kwaliteit of de kleur van mijn gebed noem. Niet dat mijn gebedsleven zoveel voorstelt, maar in alle schamelheid tekende zich toch een evolutie af.
Bidden met de Schrift was voor mij vroeger meer een zaak van het verstand. Het overwegen van enkele Bijbelverzen gebeurde vooral in mijn hoofd. Mijn gebed leverde vaak enkele mooie inzichten op, die ik in een schriftje bijhield. Toen ik aan de Oefeningen begon, dacht ik dan ook Ignatius daar tegen te komen, in mijn gebed met het hoofd.
En ja, hij was er, zonder fout. Hij leerde me hoe je een langere gebedstijd zinvol doorbrengt – door vooral goed te beginnen en goed te eindigen. Voor de tijd daartussenin voorzag hij me van gebedspunten. Het waren stapstenen voor mijn zoekende geest, die zich probeerde over te geven aan de leiding van Ignatius. Maar de achterdocht bleef knagen. Bestond er maar zoiets als de geestelijke oefeningen van Bernardus of van Willem, dacht ik. Die zouden veel vlugger de weg naar mijn hart vinden!
Vanaf de tweede fase van de Oefeningen begon echter iets te veranderen. Ignatius nodigde mij uit om voortaan niet langer te overwegen, maar te contempleren. Mijn begeleidster legde uit dat het er nu om ging naar Jezus te kijken, en Hem naar mij te laten kijken. Bijna acht maanden lang heb ik me dagelijks geoefend in dit gebed. Ik ben zeker niet de meest voorbeeldige leerling in de klas geweest, maar toch is er in die maanden iets veranderd.
Het Schriftwoord werd uit voorbije verten gekatapulteerd tot vlak voor mijn voeten
Ik ontdekte de verbeelding als een krachtig gebedsinstrument. Mij voorstellen hoe Jezus erbij zat op de flank van de berg, toen Hij de zaligsprekingen uitsprak; hoe groen het gras daar was, hoe de wind zachtjes door de grashalmen speelde, en vooral hoe ook ik daar tussen die luisterende menigte zat. Het Schriftwoord werd uit voorbije verten gekatapulteerd tot vlak voor mijn voeten, hier en nu. En het deed me gaandeweg aandacht krijgen voor hoe dat Woord in mij resoneerde. Anders dan vroeger was die weerklank niet meer op de eerste plaats verstandelijk, maar eerder affectief van aard. Al had ik dat zelf nooit gemerkt zonder het meeluisterende oor van mijn begeleidster. Zij hielp mij ook zien hoe zich in die affectieve respons op Gods Woord bepaalde patronen aftekenen.
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Naast Ignatius is er in mijn gebed vaak een tweede metgezel aanwezig. Ik heb er voor mezelf een persoon van gemaakt, omdat hij zo sterk lijkt op een kwaadwillige mens. En ook omdat hij zo gemakkelijker te ontmaskeren is. Ignatius zou hem allicht de kwade geest noemen. Hij valt mij vaak aan op dezelfde kwetsbare flank, meestal vanaf het moment waarop ik mij voorneem te gaan bidden. Hij is te herkennen aan de mix van wantrouwen, onrust en ontmoediging die hij zo graag in mijn hart zaait. Vaak doet hij dat trouwens met goed klinkende argumenten. “Waarom zou je zoveel geloof hechten aan het Evangelie? Waarom daar zoveel op inzetten? Het is maar een boek zoals alle andere! Je maakt jezelf iets wijs!” Het is alsof mijn hart op dat moment voor even het speelveld wordt van de universele strijd tussen goed en kwaad. Als dergelijke gedachten op mij afstormen, denk ik aan de woorden van mijn begeleidster: “Die gedachten brengen alleen maar verwarring en onrust. Ze zijn duidelijk geen weg ten leven. Ga er dus niet in mee.”
Terugblikkend op de voorbije jaren heb ik de indruk dat in mijn gebed de afdaling is ingezet, dankzij de Geestelijke Oefeningen. Van mooie inzichten naar bewegingen van het hart, van veel mentale bezigheid naar eenvoudigweg er zijn, van mijn hoofd naar mijn hart, waar Hij mij opwacht. Ignatius toonde mij een weg naar beneden, die ik verder aan het verkennen ben. Wedden dat ik onderweg nog Bernardus en Willem tegenkom?
Dit is een aflevering van onze serie over het gebedsleven van mensen. Bekijk hier alle afleveringen.