
“In deze vastentijd”, vertrouwde een dame mij toe, ”wil ik mij inzetten om dat blijvend verdriet waarin ik pijnlijk vastzit voor God te brengen, om het met Hem en in Hem te beleven. Hij zal het met mij meedragen en enkel dit zal mij helpen om het te boven te komen.
Verdriet houdt inderdaad iets blijvends, of ten minste iets langdurigs in zich. Wellicht mag het gezien worden als het gevoel dat je overkomt en dat blijft knagen wanneer je alleen staat met iets dat je pijn doet.
Ongetwijfeld heeft het zin om God daarbij te betrekken. Deed Jezus dat ook niet toen Hij in die uiterste eenzaamheid verviel op het kruis : “God, ‘mijn’ God, waarom hebt (ook) Gij mij verlaten?” Ben ik werkelijk een gelovig iemand, iemand die leeft van de aanwezigheid van God in zijn leven, dan kan het niet anders dan dat ik in mijn diepste diepte ervaar dat ‘mijn’ God dat inderdaad met mij meedraagt. Mijn juk zal dan lichter wegen. Niettemin wordt het mij niet van de schouders genomen (cf. Mt 11:30). Zo is het ook met mijn verdriet.
Het kan niet anders dan dat ik in mijn diepste diepte ervaar dat ‘mijn’ God mijn verdriet inderdaad met mij meedraagt.
En toch. Mag ik blijven hopen dat ook dit afgenomen-worden mogelijk kan zijn ?
Daarvoor moet ik terug bij de oorsprong geraken van mijn verdriet; de reden ervan.
“Het loopt niet zo vlot met mijn man”, antwoordde de dame als ik haar daarnaar vroeg. “En kun je dat met hem bespreken?” vroeg ik haar dan.
Zou het niet zijn, vroeg ik verder, dat jij je verdriet niet op de goede manier aanbrengt?
“Neen”, antwoordde zij, “dat gaat niet meer. Want zodra ik hem iets zeg over het verdriet dat hij mij aandoet, kruipt hij in verdedigingssysteem. Soms wordt hij zelfs agressief. Ik laat dat dan maar liggen en draag het alleen verder”. Inderdaad. Het verdriet, zo zeiden we, is iets dat blijft knagen wanneer je alleen staat met iets dat je pijn doet.
“Zou het niet zijn, vroeg ik verder, dat jij je verdriet niet op de goede manier aanbrengt? Je maakt er onmiddellijk een verwijt van; en dat brengt hem onvermijdelijk tot zelfverdediging. Denk daarbij aan de parabel van de splinter en de balk.” (Lc 6:41-42).
Wil je iets ter sprake brengen dat een ander kan kwetsen, dan moet je beginnen met jezelf kwetsbaar op te stellen. En dit doe je enkel door de ander eerst te vragen of er soms zaken zijn waardoor jij de ander pijn doet. Pas dan kan de vraag ook in de omgekeerde richting gesteld worden.
De relatie functioneert enkel nog op basis van de werkverdeling
Nu, het kan zijn dat dergelijke gesprekken, gesprekken waarbij de kwaliteit van de relatie zelf in vraag wordt gesteld, binnen het koppel niet meer mogelijk zijn. De diepe liefde, gedragen door de wederzijdse overgave van zichzelf, zoals die in het begin van de relatie werd beleefd, is met de jaren ergens op gestrand, zoals met een bootje in het zand. De relatie functioneert enkel nog op basis van de werkverdeling, een takenpakket waaronder elk van de partners de bastions van zijn eigen persoonlijkheid in de grond heeft geslagen.
De enige oplossing is de weg terug, vanuit dat samen tot besef komen van dat stranden, en het verlangen om de relatie tot het veelbelovende van haar startpunt terug te brengen.
En mocht ooit een christelijk inspiratie aan de bron hebben gelegen van deze liefde, dan kan het ‘zich-richten-tot-God’ een kostbare hulp zijn om die terugweg te gaan. Kijk maar naar de natuur, zijn schepping, die niets anders doet dan hoopvol telkens herbeginnen.