Na een dramatisch 2014 biedt 2015 een nieuwe belofte, wars van zwartkijkerij of krampachtig optimisme. Een nieuwjaarsoverweging van Bert Daelemans.
Voor velen blijft 2014 in het geheugen gegrift als het jaar van vele drama’s: de uitbraak van ebola, het neerhalen van vlucht MH17, de opmars van terreurorganisaties als Boko Haram en de Islamitische Staat, de bloedige moorden op pater Frans van der Lugt, persfotograaf James Foley, 43 Mexicaanse studenten in Iguala, 132 Pakistaanse schoolkinderen in Peshawar…
Dit korte lijstje kan naar hartenlust aangelengd worden met duizenden kleine en grote drama’s op wereldschaal of familieniveau. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed, lezen we bij Matteüs.
Wat hebben wij geleerd in vijfentwintig, honderd, duizend jaar? Het goede nieuws valt niet meer op en gaat verloren in het apocalyptisch geweld van goddeloze terreurzaaiers. Moeten wij dan alle hoop laten varen? Hoe kijken wij naar 2015? Welk nieuws heeft dit nieuwe jaar in petto?
Te midden van de grootste zinloosheid staan steeds mensen op die zin zien in dat ‘prutske van niks’
Een kwart van de Spaanse jongeren tussen 19 en 25 jaar, zo lees ik, werkt niet en studeert niet. De jeugd, per definitie bruisend en vol van hoop, heeft de lust verloren, de zin kwijtgeraakt, de verwachting verleerd. Ze hebben er geen zin meer in. En dus houden zij op te leven. Een donker vooruitzicht? Nee, dit is niet voor zwartkijkers. Die zouden er al lang het bijltje bij neergelegd hebben. Ook helpt het niet veel om in de bladzijden van het nieuws te sprokkelen naar fris groen hout tussen al dat dor gedoe.
Zowel zwartkijkers als verstokte optimisten hebben niets begrepen van de hoop, die oeroude, degelijke christelijke deugd van lang geleden, toen mensen nog durfden te geloven, ook al was het met mondjesmaat. Toen was het nog op mensenmaat. En daar gaat dit stukje over. Over de hoop wil ik het hebben, die kleine hoop, dat ‘prutske’ van niks (“Cette petite espérance qui n’a l’air de rien du tout”, in de woorden van Charles Péguy).
Jezus is niet zomaar een mooi praatje dat wij in de mond van God leggen om ons zoet te houden. Jezus is Gods Woord. Een woord waar wij niet bij kunnen, een woord waar wij toch bij kunnen. Een woord zo goddelijk als mensenwoorden waar ons hele zelf in ligt, zoals “Ik ben bij je”, “Ik hou van je”, “Dat beloof ik”, “Reken maar op mij”. Zoals die Naam van God: “Ik ben er ook nog”, “Ik zal er zijn voor jou” (Ex. 3:14). Een Belofte die mens is geworden; een Woord dat onder ons heeft gewoond, gezwoegd, gehuild, gelachen, geluisterd, geleefd. Een Woord dat heeft liefgehad. Een goddelijke Belofte.
Geen zwart nieuws, geen gekunstelde grijns kan die Belofte ongedaan maken. Op die Belofte bouwt de hoop. In dat Woord vertrouwt ons prutske van niks. Dat hoopje hoop staat gegrondvest in een minuscuul rotsvast geloof in een goede Schepper en leeft van een vrijgevige onverzadigbare Liefde zonder naam en zonder gelaat, een Liefde die elk gelaat verlicht en waarin elke naam oplicht. Tezamen met de verschrikkelijkste wereldrampen en de grootste zinloosheid en onzin zullen er steeds mensen opstaan die zin zien in dat prutske van niks. Ook dat heeft 2015 voor ons in petto.