Als leven in de coronatijd je eigenlijk wel bevalt… Het overkomt Rick. Die kleine wereld met extra aandacht voor zijn geliefden zint hem wel. Enkele flarden uit de afgelopen weken.
Een breed glimlachende fietser kijkt naar ons terwijl hij over het fietspad de brug afsuist. Flarden van een kinderlied hebben hem bereikt, uit volle borst gezongen door het meisje vlak achter mij. Met de wind in de rug ben ik zo boven. Vluchtig kus ik de blonde kruin van het meisje in het zitje voor mij, die swingt op de melodie die haar zus in grote toewijding met de wereld deelt.
Traag kruipt de tijd door een lege zaterdagochtend, de resten van het ontbijt op tafel. Ik staar uit het raam. De witte bloesem, de jonge takjes, het groene blad steken fel af tegen de heldere lucht. Geluiden dringen de keuken binnen: danspasjes, gedempte tonen van muziek, gebonk van een kind dat ergens opklimt en er weer afspringt.
Het luide bonzen van mijn hart.
Schreeuwen, over en weer. Een deur knalt. Een zucht. Een huilend kind. Het luide bonzen van mijn hart. Opgekropte ergernis, zuivere onkunde op het pad der opvoeding, gestoten aan dezelfde steen. En dan: woorden van spijt, gebaren van verzoening.
Onze straat. Enkele andere straten. Buren en buurkinderen. Via het scherm enkele anderen en dan alleen degenen die nabij zijn. Veel meer zien we niet. De auto start door langdurig stilstaan moeizaam; we pakken de fiets, gaan lopend. Het leven in een hypermodern middeleeuws dorp. Heerlijk.
De vlag wappert deze weken driemaal: koningsdag, dodenherdenking, bevrijdingsdag. Innerlijk grote verschillen, uiterlijk lijken de dagen sterk op elkaar. Geen gedrom, geen onrust, geen volksvreugde of massale verstilling. Toch zijn de dagen niet minder intens. De verstilling op zovele fronten brengt na de eerste onrust, rust en op berusting volgt vrijheid.
Vrijheid? Dat is leven op een postzegel en voortdurend die kinderstemmen: hun vragen en vreugdevol gekir, het huilen, de uithalen, hun onverschrokkenheid. Geen zwemles, geen school, geen kinderdagverblijven. Ook niet: talloze uitstapjes naar dit of dat, opa’s, oma’s, neefjes, nichtjes.
Het was even slikken
We gaan de straat uit en we gaan weer terug en daartussen is er volop leven. Dat blijkt genoeg.
Het was even slikken, maar voor wie het zien kan een lieve deugd.