
Wat zijn de gevolgen van het toenemende aantal niet-gelovigen? Guido Dierickx sj duikt in wat Amerikaanse onderzoeken die dat onderzoeken
Het aantal niet-gelovigen, waaronder atheïsten, neemt toe in de VS en in andere westerse landen. Voor de in de samenleving geldende denkbeelden en waarden heeft dit gevolgen die wel eens onderschat worden. Een mens heeft nu eenmaal de neiging om zich, met min of meer succes, een levensbeschouwing te vormen waarvan de onderdelen (godsbeeld, wereldbeeld, mensbeeld) harmonisch bij elkaar passen. Als één daarvan, zoals het godsbeeld van het theïsme, vervangen wordt door een ander, zoals het “godsbeeld” van het atheïsme, laat dat zich voelen in andere onderdelen. Wat de consequenties zijn van de opmars van een “atheïstisch godsbeeld” verdient dus meer empirisch onderzoek. Een bescheiden aanzet daartoe vinden we in een bijdrage van een team van psychologen van de University of Connecticut in de maart 2025-editie van het gezaghebbende Journal for the Scientific Study of Religion. Hun bevindingen zijn tekenend voor de Amerikaanse samenleving maar allicht ook voor de onze.
Opmerkelijk is ook dat gelovigen op vele waarden hoger scoren dan atheïsten
Het ontbreken van een godsbeeld in de atheïstische levensbeschouwing draagt niet bij tot de mentale en fysieke gezondheid van individuen, wel integendeel. Dat inzicht lijkt nu wel algemeen aanvaard te worden. Opmerkelijk is ook dat gelovigen op vele waarden hoger scoren dan atheïsten. Het is alsof zij van zichzelf meer gedaan krijgen, of willen krijgen. Of anders gezegd: zij zijn geneigd zichzelf (en anderen) tot een meer veeleisende deugdzaamheid te verplichten. De atheïsten hellen daarentegen meer over naar hedonisme en zelfbepaling.
Dat alles kan men opmaken uit vroegere onderzoeken. Het vernieuwende van dit onderzoek schuilt meer in de bevraging naar het vermogen tot zingeving van levensbeschouwingen, meer in het bijzonder van het mens- en wereldbeeld dat daarin wordt voorgesteld. Atheïsten zijn geneigd minder vertrouwen te stellen in de goede ordening van de wereld (en wellicht ook minder in de welwillendheid van hun medemensen). Zij zijn ook minder zeker hun wereld en zichzelf te kunnen beheersen. Zij menen meer overgeleverd te zijn aan het blinde toeval. Geen wonder dat zij in hun leven minder toekomen aan het bevredigen van hun behoefte aan zingeving. Het zou kunnen dat zij op dit punt ook minder ambitie hebben, zo suggereren de auteurs.
Theïsten ontdekken meer zin in het leven dan atheïsten
Een eerste onderzoek van onze psychologen steunde op een beperkte groep studenten van de eigen universiteit. Dat maant tot voorzichtigheid bij het interpreteren van de gegevens. In een aanvullend onderzoek op een steekproef uit de Amerikaanse bevolking werden evenwel soortgelijke resultaten gevonden. Theïsten ontdekken meer zin in het leven dan atheïsten en dat na controle voor leeftijd, geslacht, opleiding, inkomen en huwelijksleven. Zij danken hun hogere mate van zingeving aan hun waardering voor conformiteit, traditie, altruïsme (“self-transcendence”) en veiligheid. Ja, bij de Amerikaanse theïste vinden we sporen van een zeker conservatisme. Maar daarnaast bleken zij veel belang te hechten aan hun relatie met God. Atheïsten vonden in dit onderzoek, wat men nochtans zou mogen verwachten, niet meer zingeving in hun waardering voor hedonisme maar wel in hun streven naar zelfbepaling (“autonomy”). Ook hun geloof in het blinde toeval verklaarde ten dele hun lagere graad van subjectieve zingeving.
Bij dit alles dringt een cruciale vraag zich op, een vraag die de auteurs van het artikel zich ook stellen. Draagt het geloof in God bij tot het vermogen om zin te ontdekken in het leven? Of is het omgekeerde waar: leidt het succes in de zingeving tot het geloof in God? Het onderzoek kan niet uitmaken dat het ene de oorzaak is van het andere. Maar twee vragen mogen we alvast stellen. Eerst deze. Wat als in onze cultuur het atheïsme veld blijft winnen op het theïsme? Zullen we dan in een maatschappij terechtkomen waar meer mensen neigen naar fatalisme en waar de hoop op een betere wereld als illusoir beschouwd wordt?
De tweede vraag vloeit voort uit een groot tekort in dit verkennende onderzoek. Alle vormen van theïsme worden hier, ten gevolge van de beperking van de gegevens, over één kam geschoren. Terwijl wij maar al te goed weten dat er onder de theïsten grote verschillen voorkomen qua godsbeeld. Hebben die verschillen geen repercussies op levensbeschouwing en zingeving? Heel waarschijnlijk wel. Daarom is het aan anderen om te zoeken welke vorm van theïsme het beste zingevend vermogen heeft.