Aangeslagen loopt Annemarie door de gangen van het ziekenhuis waar ze als geestelijk verzorger werkt. Er is woede en verdriet en daarin gaan de harde woorden die soms in de psalmen klinken tot haar spreken.
Zwijg niet, God, zie niet onbewogen toe,
uw vijanden roeren zich,
trots heffen uw haters het hoofd.Doe met hen als met Midjan,
als met Sisera en Jabin in het Kisondal,
die bij Endor werden vernietigd
en als mest op het land bleven liggen.– Psalm 83, 2-3; 10-11
‘Het is niet eerlijk’. Deze woorden komen van Daan. Hij is stervende, maar weigert de medicatie die zijn lijden zal verlichten. Daarmee wordt hij steeds suffer en daar is hij nog niet aan toe. ‘Het is niet eerlijk’. Hij spreekt deze woorden van verzet tegen iedereen die aan zijn bed verschijnt. Hij vecht stug door, kan zich nog niet overgeven.
Daan heeft gelijk. Het is niet eerlijk dat hij moet sterven aan asbestkanker. Willens en wetens is hij aan asbest blootgesteld. Toen hij wist met wat voor materiaal gewerkt werd, waarschuwde hij nog zijn Poolse collega’s. Bij Daan openbaarde de kanker zich een half jaar geleden. Net toen hij met pensioen was gegaan, iets waarnaar hij zo had toegeleefd. Eindelijk kan hij alle tijd en energie besteden aan waar hij plezier aan beleeft. Even lijkt de behandeling aan te slaan, maar dan gaat het alsnog mis. Zijn zussen vertellen me over zijn leven, hoe hij met zijn lichte geestelijke beperking van alles heeft moeten bevechten om te komen waar hij wilde zijn. Hoe hij door werkgevers is uitgebuit.
In hun woorden klinken woede, wanhoop en onmacht door.
Zijn broers en zussen verzamelen zich als wakende engelen rondom zijn bed
Het heeft Daan nooit meegezeten. En dan – op het moment dat alles ten goede lijkt te keren – gaat hij dood. Daar wil hij niet van weten. De gedachte eraan beangstigt hem. Over dood en God wil hij niet praten. Dat krijg ik nog mee als ik hem bezoek.
‘Het is niet eerlijk’, zegt hij bij wijze van groet en aanklacht en ik beaam dat. Ondanks zijn benauwdheid zoekt Daan contact, praat – met hulp van zijn zus – over zijn leven. Ik krijg foto’s te zien van prachtige voorwerpen die hij met steenbewerking heeft gemaakt. Hij heeft duidelijk talent. Wat zou hij graag daarmee doorgaan. En ik bewonder foto’s van zijn tuin en geliefde kat. Na een poosje vraag ik voorzichtig of hij mensen kent die al aan de ‘overkant’ zijn. Zijn bevestigende antwoord, voorzien van namen, blijkt een opening te bieden om over zijn levenseinde te praten. ‘Geloof jij in God’, vraagt hij ineens. ‘Ja,’ antwoord ik, ‘en dat moet ook wel, want al dat onrecht dat jou is aangedaan moet op een of andere manier rechtgezet worden. Want het is niet eerlijk wat jou is overkomen.’ Daan knikt instemmend.
De volgende ochtend is hij er heel slecht aan toe. Er kan niet veel meer gezegd worden, maar toch begint hij over Jezus en ik vertel hem over Pasen. Op zijn verzoek blijf ik nog een tijdje bij hem zitten. Zijn broers en zussen verzamelen zich intussen als wakende engelen rondom zijn bed. Kort daarna stemt hij in met de medicatie die hem in slaap brengt.
Aangeslagen loop ik door de gangen van het ziekenhuis. Zijn woorden ‘het is niet eerlijk’ blijven zich in mij herhalen. Naast verdriet voel ik ook woede opkomen. De harde woorden die in sommige psalmen doorklinken, als het gaat om het vernietigen van de vijanden bij al het onrecht, kan ik nu intens meevoelen en beamen. Het smeken om Gods ingrijpen, de roep om rechtvaardigheid, het bestrijden en vernietigen van het kwaad. Die woorden bieden mij troost. Ze zijn een erkenning van het lijden van Daan en van zovele anderen. ‘God, houd u niet stil.’
Zo mag hij met al zijn koppigheid ook sterven
Tegelijk ben ik ontroerd door de manier waarop zijn broers en zussen Daan nabij zijn. Zij hebben niets geforceerd in zijn proces van verzet en overgave. Zoals hun broer met al zijn koppigheid heeft geleefd, zo mag hij met al zijn koppigheid ook sterven. Ze zijn erbij tot en met het eind: liefdevol, trouw en geduldig. Ze dragen Daan op handen. Zoals ik geloof dat God Daan op handen draagt.
Afbeelding: Marc Chagall, Jacob en de engel.