Als Gregory Brenninkmeijer tegenwoordig voorgaat in een eucharistieviering, voelt hij zich een vreemde. Dat hij niet snapt waar Jezus naartoe wil met zijn kerk, helpt niet echt.
Als Jezus met zijn leerlingen voor het laatst maaltijd houdt, spreekt hij volgens Johannes uitvoerig over hun relatie en over zijn afscheid. Maar, zoals ik dat zelf ook ervaar, veel van wat hij hen zegt lijkt over hun hoofden heen te gaan. Zo zegt Jezus hun: ‘Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga’. Toen zei Tomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen moeten weten?’ (Joh. 14, 4-6).
Ik herken me in Tomas. Hij durft tenminste ronduit te zeggen wat hij beleeft, voelt en vindt. Ik hoor in zijn woorden ongeduld, frustratie, vervreemding. Hij en de vrienden die Jezus gevolgd waren hadden genoten van de populariteit van Jezus bij de mensen, waar zij zelf ook in deelden. Ze waren trots op Jezus als hij de schriftgeleerden en farizeeën doorzag en meesterlijk van antwoord diende. Ze hadden langzaam voor zichzelf een toekomstverwachting geschapen, groots en veel belovend.
Maar de laatste tijd werd het eng om Jezus heen. De sfeer werd dreigend en nu praat hij zelfs over weggaan. Het is totaal vervreemdend voor hen, omdat alles anders gaat dan zij hadden verwacht en gehoopt. En ze kunnen daar blijkbaar niets aan doen.
Vervreemding is, volgens Google, ‘een proces, waarbij mensen zich niet meer eigen voelen, omdat men het idee heeft geen invloed te kunnen uitoefenen op de ontwikkelingen’. Dat proces kun je zich zien voltrekken op veel terreinen van onze samenleving. Het uit zich doordat mensen, letterlijk of figuurlijk, om zich heen gaan slaan. De gewone wegen zijn voor hen niet begaanbaar; dan maar ongewone wegen bewandelen.
Ze hadden langzaam voor zichzelf een toekomstverwachting geschapen, groots en veel belovend.
En zo zitten we nu met Brexit, en populisme en alternatieve waarheden en met al die alternatieve godsdienstige groepen en bewegingen, die de leegloop van de ‘gewone kerken’ opvangen. Ik merk dat ik deel in veel van die vervreemding.
Als ik me in het formaat van deze overweging beperk tot mijn gelovige beleving, valt me op, als ik op zondag niet mag voorgaan in een viering, ik het moeilijk vind te besluiten waar ik mee zal gaan vieren. Waar voel ik me nog thuis? Ik realiseer me dat, als ik voor ga in een viering, ik de officiële liturgische taal en de onderliggende theologie nauwelijks meer versta en over de lippen krijg. Ze bewegen zich in een sacrale ruimte waarin ik slechts weinig mensen ontmoet, maar waaruit ik veel mensen zie afhaken. Ik merk dat in mij het enthousiasme uitgeblust raakt om anderen warm te maken voor ons wekelijkse liturgische aanbod. Ik voel me vervreemd van een geloofsgemeenschap, die zich met alle geweld in rijke traditionele vormen gevangen houdt, maar langzamerhand voor de samenleving irrelevant is geworden.
Ze bewegen zich in een sacrale ruimte waarin ik slechts weinig mensen ontmoet, maar waaruit ik veel mensen zie afhaken.
Als ik Jezus dan tegen mij in de kring van zijn leerlingen hoor zeggen: ‘Jullie kennen de weg waar ik heen ga’, dan sluit ik mij hartgrondig bij Tomas aan: ‘Wij weten absoluut niet waar u naartoe gaat. Wij kennen uw zicht op de toekomst van uw kerk helemaal niet. Hoe zouden we dan de weg daarheen moeten kennen?’
Het antwoord dat Jezus geeft is van een onverwachte, bijna brutale, aanmatigende helderheid: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij!’ Jullie doel, zegt Jezus tegen ons, is God. Daar willen jullie uiteindelijk uitkomen. Alle mensen willen gelukkig worden en Jezus is er van overtuigd dat dat geluk alleen in Gods armen gevonden wordt. De weg daarheen is Jezus. Leven zoals hij, steeds ’n beetje meer op hem gaan lijken, met hem ten dienste van al zijn mensen.
Paus Franciscus gaat ons als goede herder voor op die weg. In zijn woorden en daden wordt de weg van Jezus zichtbaar en wordt Jezus zelf herkenbaar. Mensen, gelovigen zowel als ongelovigen, waarderen zijn getuigenis. Je ziet gezichten oplichten als hij ter sprake komt. Elke stap die ik zet op die weg maakt nu al gelukkig en doet nu reeds een beetje aanvoelen wie, wat en waar God is.